Ingeborg zeijlmans van emmichoven
Andreas Burnier
Elisabeth Lockhorn, Andreas Burnier, Metselaar van de wereld
In verscheen de eerste druk van de alom geprezen biografie Metselaar van de wereld, van Elisabeth Lockhorn. In september verscheen bij uitgeverij Atlas/Contact een herdruk van de biografie met een nieuw omslag.
Metselaar van de wereld, werd in september bekroond met de Henriëtte de Beaufort-prijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
In stond de biografie op de shortlist voor de Boerhaave Biografie Prijs Verder stond het boek op de longlist van twee andere literaire prijzen: de Erik Hazelhoff Biografieprijs en de Brusseprijs
Lezing
Wilt u een lezing organiseren waarin de biograaf, Elisabeth Lockhorn vertelt over de biografie en de tot standkoming ervan, neem contact op met de webredactie info@
Andreas Burnier ()
Nederlandse auteur
De Nederlandse auteur Andreas Burnier was van tot hoogleraar criminologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Vrouwelijke homoseksualiteit speelt een belangrijke rol in haar werk. Ze mengde zich regelmatig in debatten over feminisme, homofilie, euthanasie en andere belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen.Opleiding
Andreas Burnier werd op 3 juli geboren als Catharina Irma Dessaur. Burnier is van Joodse afkomst en moest tijdens de oorlog onderduiken. Na de oorlog bezocht zij het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum in Den Haag. Zij studeerde medicijnen en later filosofie in Amsterdam. Burnier maakte haar studie niet af.Hoogleraar criminologie
In de jaren vijftig was Burnier getrouwd met de uitgever J.H. Zeylmans van Emmichoven. Het echtpaar kreeg twee kinderen. Na de scheiding in ging ze weer studeren. Ze werkte bij het Ministerie van CRM en het Criminologisch Instituut in Leiden. Van tot was zij hoogleraar criminologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen.Burnier debuteerde in in Tirade
Burnier debuteerde in in het literaire tijdschrift Tirade. Haar eerste roman, 'Een tevreden lach' (), werd bekroond met de Lucy B. en C.W. van der HoogtprijsTeleurstellende biografie zonder grip
Andreas Burnier was waarschijnlijk een van de slimste Nederlanders van de vorige eeuw: scherp, geestig en zeer geleerd. Voor mij was ze – toegegeven – een van de eerste literaire auteurs die ik ontdekte: Het jongensuur stond in de schoolbibliotheek. Maar ook als ik het nu herlees zie ik de gloed van dat boek.
Het kan niet makkelijk zijn om van zo iemand een biografie te schrijven; je moet toch wel een beetje in de buurt komen van haar intelligentie. Probeer maar eens grip te krijgen op een geest die zo ver uitwaaiert, van wiskunde via een heel positivistisch beeld van de criminologie tot en met de antroposofie en het tibetaans boeddhisme. Ik vind dat het Elizabeth Lockhorn niet gelukt is.
Om Burnier – die geboren was en professor werd onder de naam C.I. (Ronnie) Dessaur – te begrijpen, zou je minstens grip moeten zien te krijgen op haar wetenschappelijke loopbaan, haar literaire werk en haar persoonlijke leven. Maar alle drie ontsnappen ze, in mijn ogen, de biograaf.
In de thee
Neem eerst de wetenschappelijke loopbaan. Een van de raadselen is daar dat Burnier begon als een zeer strenge positivist, die vond dat je wiskundige modellen moest gebruiken en die niet per se afkerig was van biologische verklaringen voor sommig misdadig g
Wij zoeken onszelf. Dat is een gemeenplaats, maar van het overdonderende waarheidsgehalte dat water nat is, of goud edel. De jeugd is zo zoet, zo aangenaam, opdat wij niet zullen merken dat wij onszelf in snel tempo verliezen. Als het droomgordijn optrekt, uiterlijk rond het veertiende jaar, zijn wij iedere oriëntatie kwijt. Door studie, kunst, avonturen, misschien religie, hopen wij het eigen ik te leren kennen.
In hun wanhoop gaan sommigen de grens over: zij worden dichters, krankzinnigen, misdadigers, alcoholici, drug-addicts, lid van de filmliga, abstract painters, Ibizareizigers (maar in Morenland is de waarheid niet te vinden, dat had ik ze van tevoren kunnen vertellen), pervertineslikkers, café-idealisten, Zen-boeddhisten (maar in Azië is de waarheid niet te vinden, dat had ik enz.), reclameschrijvers, filosofen, jazz-luisteraars, wierooksnuivers, twistdansers, Nabokovlezers, matroos onder de gage, gehuwden, beatniks (maar in Amerika is enz.), gescheidenen, ambtenaar in tijdelijke dienst, televisie-schrijvers, acteurs, critici, zieken, doden, begravenen, gecremeerden, jong gestorvenen, snel vergetenen.
Die zoektocht naar een eigen identiteit bleef een rode draad in haar werk. Ze beschreef in haar romans Het jongensuur () en De huilende libertijn () bijvoorb
Andreas Burnier revisited
‘Elk boek is een gevaar.’ Het gevaar drong zich in mijn zeventienjarige borstkas en trof doel. Vlijmscherp werd ik geraakt door die eerste zin en meegesleurd door de over elkaar heen buitelende, raadselachtige zinnen die volgden. Totdat ik een pagina verder besefte dat dit gevaar mijn ziel wilde aanraken en dat het overweldigend en onvermijdelijk was. Ik kon niet meer stoppen met lezen uit boeken van Andreas Burnier.
Jongens en geleerde vrouwen
Vergeleken met deze openbaring van wat literatuur kan teweegbrengen waren de vingeroefeningen met Shakespeare en Jan Wolkers op het vwo slechts een opmaat geweest.
Ik had net mijn eindexamen achter de rug en kreeg bij toeval het boek van Andreas Burnier in handen. Het lezen van ‘Een tevreden lach’ bleek dermate ontregelend dat niet alleen mijn literaire honger voor eeuwig werd gewekt, maar mijn levensloop er een definitieve wending door nam. Toen ik het boek uit had verliet ik het ouderlijk huis en toog bij nacht en ontij naar het Leidseplein in Amsterdam. Daar gebeurde het immers. Daar struinden de homo’s, de schrijvers, de jongens en geleerde vrouwen rond. Dat dit volgens de roman in de jaren vijftig en zestig plaatsvond voorkwam niet dat de straatstenen en cafés er decennia later nog naar roken. Mijn